De gezondheid van Willem IV in correspondenties

Binnenaanzicht van het kuuroord in Aken, Jan Luyken, eind zeventiende eeuw, via: https://bit.ly/3dS08Ny

De gezondheid van stadhouder Willem IV baarde zijn moeder Maria Louise van Hessen-Kassel altijd zorgen. Niet alleen was hij als enige zoon uit het huwelijk tussen Maria Louise van Hessen-Kassel en Johan Willem Friso de enige mogelijkheid op het voortzetten van het huis Oranje-Nassau, maar daar bovenop kwam de zwakke gezondheid van de jonge stadhouder. Toen Willem vijf jaar oud was, had hij een val gemaakt waarbij hij zo ongelukkig terecht was gekomen dat zijn gezondheid daarvan blijvend nadelige gevolgen ondervond. Hoewel hij boven verwachting snel herstelde, hield de jonge prins er wel een vergroeide rug aan over. 

Met meer dan gewone moederlijke bezorgdheid informeert Maria Louise later in bijna elke brief die zij haar zoon schreef, ongerust naar diens gezondheid en drukt zij hem op het hart zich toch vooral te ontzien en zijn lichaam op tijd rust te gunnen. (1) Maria Louise besprak Willems gezondheid niet alleen met haar zoon. Ze onderhield verschillende correspondenties met personen die haar op de hoogte hielden van de gezondheid van haar zoon. 

Portret van Anna van Hannover en stadhouder Willem IV van Oranje-Nassau, prent: John Faber (II) naar schilderij van Philip van Dijk, tussen 1734-1756, Rijksmuseum, via: https://bit.ly/31znId1

Een van deze correspondenten was Anna van Hannover (1709-1759), de echtgenote van Willem IV. Anna was de oudste dochter van de Engelse koning George II. Als Britse prinses was zij een goede huwelijkskandidaat voor Willem IV, aangezien zij hierdoor voor meer aanzien zorgde voor het huis Oranje-Nassau. Het stel trouwde in maart 1734. Eigenlijk stond de huwelijksdag gepland voor het najaar van 1733, maar deze werd uitgesteld omdat de bemoeienissen van Willems toekomstige schoonvader George II met de Republiek niet op prijs werden gesteld. Willem werd, mede vanwege alle ophef, ziek en vertrok naar het kuuroord Bath. In maart van 1734 was hij voldoende hersteld om in het huwelijk te treden. Gedurende zijn tijd in Engeland correspondeerde hij veel met zijn moeder, maar ook Anna schreef Maria Louise wekelijks korte brieven met daarin berichten over hoe het ging. Vaak werd hier ook de gezondheid van de jonge prins beschreven. In de brief hieronder schreef Anna op Eerste Kerstdag in 1733 dat het beter ging met Willem: ‘C’est avec beaucoup de joie que je puis à présent vous féliciter de la réconvalescence du prince votre fils. Ayant eu le plaisir de le revoir, je l’ai trouvé beaucoup moins changé que je ne l’aurois cru’.

Een andere correspondent was Nicolaas Arnoldi. Hij was eerste secretaris en diende onder Maria Louise en Willem IV. In 1729 werd hij aangesteld als raadsheer, zes jaar later werd hij gedeeltelijk verantwoordelijk voor de thesaurie en vanaf 1739 was hij daarnaast ook nog thesaurier en rentmeester-generaal. Hij was ook zevenmaal burgemeester van Leeuwarden, afgevaardigde voor de Staten van Friesland, gecommitteerde in de Admiraliteit van Amsterdam en nam verder nog zitting in verschillende commissies. (2) Naast zijn verslaggevingen van (inter)nationale politieke gebeurtenissen, hield Arnoldi ook altijd een oogje in het zeil met betrekking tot de gezondheid van Willem. In het volgende fragment stelt Arnoldi Maria Louise op de hoogte van Willem’s welzijn. In een prachtig handschrift schrijft hij onder meer: 

Sijne Hoogheit is zedert woensdag wat geïndisponeerd geweest door een sware verkoutheit, waarbij is gekomen een dikte aan het ene wang; dog Sijne Hoogheit dese nagt wel gerust hebbende, bevint sig tegenwoordig, door des Heere goedheit, veel beter en soo wel, dat deselve met een dag of twee weder volkomen hersteld zal kunnen zijn. 

Voor een ander onderzoek binnen dit project analyseren we de brieven van Willem IV. Op basis van de ruim 1200 beschikbare brieven doen we een uitgebreid onderzoek naar zijn berichtgeving over zijn gezondheid. Zelf schreef hij hier ook heel veel over. In bijna elke brief komt het wel ter sprake. Een voorbeeld van een fragment uit een brief  die hij schrijft vanuit Aken waarin hij zijn moeder vertelt over de kuur die hij neemt ter verbetering van zijn gezondheid: 

Fragment brief stadhouder Willem IV aan zijn moeder Maria Louise van Hessen-Kassel (Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, A28-099) via: https://bit.ly/34lFQZz

ma curede boire les eaux va tres bien, et j’en aurois en plus de succès si l’inquiétude où j’ai eté pour Caroline [zijn dochter] n’eut troublé l’effet durant deux ou trois jours, Dieu soit loué qu’elle et mieu à présent, celon que la Princesse me marque. J’ai pris les bains aujourd’ui pour la première foi, et n’aurois pas cru que cela cause tant de lassitude dans les bras. 


(1) F.J.A. Jagtenberg, Marijke Meu 1688-1765: Stammoeder van ons vorstenhuis (Gorredijk 2015) 148.
(2) H. Brand, “De prinses als werkgever”, Fryslan 21 (2015) 3, 11. 

Transcripties

Brief van Anna van Hannover aan Maria Louise van Hessen-Kassel
Madame, 
C’est avec beaucoup de joie que je puis à présent vous féliciter de la réconvalescence du prince votre fils. Ayant eu le plaisir de le revoir, je l’ai trouvé beaucoup moins changé que je ne l’aurois cru. Je suis tout à fait entrée dans les peines ou V.A. doit avoir été que l’absence ne peut qu’augmenter. Si quelque chose avait pu contribuer davantage au plaisir que me fait le rétablissement du prince, ce serait de vous sçavoir hors d’inquiétude; prenant beaucoup de part à tout ce qui vous regarde, étant avec beaucoup de sincérité

Madame 
Votre affectionée Cousine
Anna

St James,
Ce 25 Dec: 1733

Brief van Nicolaas Arnoldi aan Maria Louise van Hessen-Kassel
Doorlugtigste Vorstin 
Genadigste Vrouw
Ik heb met seer ootmoedig respect ontfangen de missive waarmede uwe Hoogheit mij den 27en deser wel heeft gelieven te vereeren; en zal niet nalaten Hare genadige ordre, om Uwe Hoogheit van den staat der gesondheit van den Prins Haren Zoone, en de verdere omstandigheden, van tijd tot tijd te informeren, op het onderdanigste na te komen, rekenende hetselve als een blijk van Uwe Hoogheits genade en gunste voor mij Haren getrouwen en soo seer verpligtens dienaar. Sijne Hoogheit is zedert woensdag wat geïndisponeerd geweest door een sware verkoutheit, waarbij is gekomen een dikte aan het ene wang; dog Sijne Hoogheit dese nagt wel gerust hebbende, bevint sig tegenwoordig, door des Heere goedheit, veel beter en soo wel, dat deselve met een dag of twee weder volkomen hersteld zal kunnen zijn. Men verwondert sig, dat de jagten tot nog toe, dat men weet, niet gearriveerd zijn, hoewel men alle momenten de tijding daar van verwagt; waardoor dan de dag van het vertrek mede nog onzeker is: de Heer Walpole zoude, soo ik hoore, verklaard hebben, dat Sijne Majesteit anders den dag van het trouwen had vastgesteld op den 10en novemb:, hetwelk nu mogelijk niet zal kunnen geschieden.
De Franse Predicant Huet van Amsterdam is overleden, en wort om sijne merites in ’t gemeen beklaagd. Verders niets, Uwe Hoogheits attentie waardig, te melden hebbende, zal ik mij in desselts hooge genade en protectie bevelende, met het aldernederigste respect blijven.

Doorlugtigste Princes
Genadigste Vrouw
Uw Hoogheits
Ootmoedigste, gehoorsaamste en seer getrouwe dienaar
N. Arnoldi

Hage, 31 Oct 1733

Brief van Willem IV aan zijn moeder Maria Louise van Hessen-Kassel:
D’Aix ce 17: 7bre 1751

Madame ma tres chère mère,
J’ai eu la satisfaction de recevoir ce matin la lettre dont votre Altesse Sérénissime m’a daigné honnerer du fin de le mois qui est la première qui me soit parvenue. J’espère que mes deux précédentes lui seront bien parvenues. Ma cure de boire les eaux va tres bien, et j’en aurois en plus de succès si l’inquiétude où j’ai été pour Caroline n’eut troublé l’effet durant deux ou trois jours, Dieu soit loué qu’elle et mieu à présent, celon que la Princesse me marque.Jj’ai pris les bains aujourd’ui pour la première foi, et n’aurois pas cru que cela cause tant de lassitude dans les bras. Je suis d’une docilitéexemplaire à ce que Winter, Pelerin & le soin me prescrivent. Nous eusmes hier au soir entré onze heures et une heure une allarme et un bruit très grand ici, causé par un terrible orage & par le feu que la négligeance après une procession avoit causé dans la sacristtie de St. Pièrre. Mais comme j’étois dans mon premier sommeil, j’eu le bonheur de n’en rien entendre. Aujourd’ui le tems n’est pas net encor. Nous avons receu la nouvelle de la mort de la duchesse Douar. Ferdinant de Barière chez l’Elect. de Cologne au chateau d’Ahans, et de la naissance d’un duc de Bourgogne. J’ai l’honneur d’être avec un très profond respect

De Votre Altesse Sérénissime
Le très humble & très
obéissant serviteur & fils
Prince d’Orange & Nassau

Het treurige bestaan van Amelia van Nassau-Dietz

Aanhef brief van Amelia van Nassau-Dietz aan haar moeder Maria Louise van Hessen-Kassel (Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, A28-012 via: https://bit.ly/31c38z7 )

Op deze website hebben we het al eens gehad over de brieven die stadhouder Willem IV aan zijn moeder Maria Louise van Hessen-Kassel schreef. Gedurende zijn leven schreef hij in totaal zo’n 1200 brieven aan zijn moeder, waardoor we genoeg materiaal hebben om nog talloze blogs over deze correspondentie te schrijven. Zijn oudere zus, Anna Charlotte Amelia van Nassau-Dietz, is een heel ander verhaal. Er zijn in totaal maar drie brieven van haar aan haar moeder bewaard gebleven. [1, 2, 3] Dit heeft te maken met de gecompliceerde aard van Amelia. In deze blogpost vertellen we je graag meer over het leven van Amalia en het contact met haar moeder Maria Louise.

Anna Charlotte Amelia van Nassau-Dietz werd in 1710 geboren in Leeuwarden als dochter van Friese stadhouder Johan Willem Friso en zijn echtgenote Maria Louise van Hessen-Kassel. Ze groeide op in Friesland en na de geboorte van haar broertje, de toekomstige stadhouder Willem IV, was het gezin compleet. 

Maria Louise van Hessen-Kassel en haar twee kinderen, Arnold Boonen, ca. 1726. Nationalmuseum, Stockholm
https://bit.ly/3duUqB0

Maria Louise voerde een uitgebreide correspondentie met adellijke vorsten uit heel Europa. Dit was onderdeel van haar strategie om geschikte huwelijkskandidaten voor haar kinderen te zoeken. Dat begon al vroeg: in 1725 begon ze met het zoeken van een huwelijkskandidaat voor Amelia, zij was toen amper vijftien jaar oud.(1) De kandidaat moest het liefst een protestantse prins van enig aanzien zijn, want de Oranjes waren zelf een prominente Europese familie. Daarnaast moest hij ook een goede positie bekleden en enig vermogen tot zijn beschikking hebben. Katholieke kandidaten vielen bij voorbaat al af, dus zo bleven er niet veel kandidaten over. Uiteindelijk kwam erfprins Frederik van Baden-Durlach (1703-1732) als winnaar uit de bus. Hij was klein en tenger, maar zeer geliefd en zeer begaafd, zo werd gezegd.(2) Het huwelijk vond plaats op 8 september 1727 in Leeuwarden, toen was Amelia nog net geen zeventien jaar oud. Na het huwelijk trok het stel naar Durlach en ze kregen twee kinderen: Karel Frederik (1728-1811) en Willem Lodewijk (1732-1788). Karel Frederik volgde zijn vader op als markgraaf van Baden-Durlach en werd uiteindelijk markgraaf en groothertog van Baden. Willem Lodewijk werd gouverneur van Arnhem.

Portret Frederik van Baden-Durlach, door Johann Rudolf Huber (Salem, Haus Baden, via: https://bit.ly/2H45sl1)

Amelia stond bekend om haar zwakke geestelijke gezondheid. Zo tiranniseerde ze haar bedienden tijdens haar zwangerschappen en had ze veel last van driftbuien. Haar moeder Maria Louise maakte zich zorgen en schreef haar waarschuwend: “u ontsteekt in woede over alles en iedereen, mij en eenieder die in uw buurt komt; u wil leven zonder regelmaat, maakt van de nacht de dag en uw stemmingen kennen geen grenzen”. (3) Amelia’s gesteldheid verslechterde steeds meer en op 11 februari 1732 schreef erfprins Frederik tamelijk bezorgd aan Maria Louise in Leeuwarden: “met grote droefheid moet ik Uwe Doorluchtige Hoogheid de betreurenswaardige toestand mededelen waarin mijn zeer lieve vrouw verkeert, niet zozeer met betrekking tot het lichaam als wel van de geest, die erg zwak is sinds haar ziekte en ze is voortdurend aan het wegdromen” (4) Zelf schreef Amelia maar weinig naar haar moeder. Hier was ze vaak te zwak voor, vandaar dat de communicatie tussen Maria Louise en haar dochter vaak via Amelia’s echtgenoot verliep. 

Lees hier de gehele brief van Frederik van Baden-Durlach aan Maria Louise:

De geestelijke toestand van Amelia verslechterde nog meer na de geboorte van haar tweede zoon. Haar echtgenoot en de artsen om haar heen deden er alles aan om haar toestand te verbeteren, maar ze leed aan religieuze waanvoorstellingen, had hevige uitbarstingen en was agressief (5). De toestand van erfprins Frederik was inmiddels ook kritiek geworden. De longontsteking waaraan hij leed verergerde dermate dat hij in maart 1732 stierf, waarschijnlijk aan tuberculose.  

Haar schoonvader, markgraaf Karel III Willem van Baden-Durlach, wilde voorkomen dat Amelia te veel invloed zou hebben op haar kinderen. Om deze reden leefde ze in een apart gedeelte van Slot Karlsburg te Durlach, gescheiden van haar zoons en afgeschermd van de buitenwereld. De prinsjes zouden voortaan onder leiding van hun oma Magdalena Wilhelmina van Württemberg (1677-1742) worden opgevoed, want Amelia kon dit niet. Ze wist niet waar ze was, wat ze deed, ze gilde, huilde, vloekte, mompelde en staarde glazig voor zich uit, ze viel mensen aan, sloeg en kneep.(6) Nederlandse en Duitse artsen probeerden haar zo goed mogelijk te behandelen, maar niets hielp. Amelia stierf pas in 1777. In totaal leefde ze dus ruim 45 jaar in deze toestand van totale verdwazing, verzorgd door een stoet van twintig bedienden.

Bronvermelding:
(1) B. Bilker, ‘Anna Charlotte Amelia 1710-1777, het ongelukkige leven van een Leeuwarder prinses’, Leovardia 5 (2001) 9-12.
(2) B. Bilker, ‘Anna Charlotte Amelia 1710-1777, het ongelukkige leven van een Leeuwarder prinses’, Leovardia 5 (2001) 9-12.
(3) Reinildis van Ditzhuyzen, Deel 18: (Anna Charlotte) Amalia prinses van Nassau-Dietz en Frederik erfprins van Baden Durlach: een krankzinnige prinses en een jonggestorven prins, maart 2017 (geraadpleegd op 15 oktober 2020) URL: https://bit.ly/2H43G3p.
(4) Brief van Frederik van Baden-Durlach aan Maria Louise van Hessen-Kassel, 11-02-1732, (Koninklijke Verzamelingen Den Haag, A28-012), te raadplegen via: https://bit.ly/340r9LB .
(5) Marijke Bruggeman, Amalia van Nassau-Dietz 1710-1777, in: Digitaal Vrouwenlexicon, URL: https://bit.ly/3nQGqGB.
(6) Marijke Bruggeman, Amalia van Nassau-Dietz 1710-1777, in: Digitaal Vrouwenlexicon, URL: https://bit.ly/3nQGqGB.

Transcriptie:

Madame
C’est avec bien du plaisir que j’ai receu la lettre gracieuse que Votre Altesse Sérénissime m’a écrit du deux de ce mois et rends tres humble grâces des souhaits qu’elle fait pour le bien du nouveau née. Je le recommande encore une fois aux grâces de Votre Altesse, il se porte Dieu merci fort bien, mais c’est avec bien de la tristesse que je dois apprendre à Votre Altesse Sererenissime l’estat déplorable dans le quel ma tres chère épouse ce trouve, non pas tant par rapord au corp qu’a l’esprit qui est ford foible depuis la maladie et elle est presque dans des rêveries continuelles; nous faisons tout nostre possible pour la tirer dus mauvais lestât par tout sorte de remédie, mais qu’elle prend très difficilement. Nous avons pourtant quelque fois des espérance et Dieu qui peut guérir de tous les maus nous assistera dans celui-ci et c’est en lui que je mets toute ma consience et j’espère que si mon épouse reviend a la guérison elle reconnoitra bien des choses où elle n’a point fait de réflexions jusques ici. Je prends en mesmes temp la liberté de la recommander dans sa triste situation aux grâces de Votre Altesse Sérénissime et prie très humblement de ne plus penser à ses égrarement passés qu’elles déplore présent, mais de crainte d’incommoder Votre Altesse, je finis me faisant un plaisir sensible d’estre juques à la fin de sa vie. 

Madame

De Votre Altesse
Le très humble très obéissant et très fidèl serviteur et fils 
F.M.B. Baade
Carolsruhe ce 11.em Feb 1732

P.S. 
Madame ma mère m’a chargé de faire ces compliments à Votre Altesse, la priant de pardonnes de ce qu’elle n’écrit pas, mais comme elle est presque toujours auprès de mon épouse ce sera la 1 poste[?]


De stadhoudersvrouwen en Johan de Witt

Van oudsher beschouwt de geschiedschrijving de praktijk van de vroegmoderne politiek als een voornamelijk mannelijke aangelegenheid en laat daarbij de bestudering van brieven van vrouwen achterwege. Het was echter juist door het voeren van correspondenties dat vrouwen in het verleden hun politieke macht konden uitoefenen. Ook de briefwisselingen van de echtgenotes van de stadhouders in de Republiek der Verenigde Nederlanden zijn nog nauwelijks bestudeerd. Uit hun correspondenties, waaronder zich ook brieven van en aan Johan de Witt bevinden, blijkt dat deze stadhoudersvrouwen wel degelijk politiek actief waren.

Portret Johan de Witt, Abraham Bloteling naar Jan de Baen, ca. 1660-1690 (Rijksmuseum Amsterdam, inv.no: RP-P-1906-2952)

De digitale publicatie van de brieven van de zeventiende-eeuwse Hollandse en Friese stadhoudersvrouwen (voornamelijk bewaard op het Koninklijk Huisarchief) maakt het mogelijk nieuw wetenschappelijk onderzoek te doen naar hun invloed op de politieke, culturele en sociale processen in de Republiek en daarbuiten. (1) Op dit moment bevat het corpus brieven van de drie Hollandse stadhoudersvrouwen:

En de drie Friese stadhoudersvrouwen: 

Johan de Witt heeft met drie van de zes bovengenoemde vrouwen gecorrespondeerd, te weten met Amalia van Solms, Mary Stuart (Princess Royal) en Albertine Agnes van Oranje. (3)

Albertine Agnes van Oranje-Nassau en Johan de Witt

Tien dagen na het plotselinge overlijden van haar echtgenoot de Friese stadhouder graaf Willem Frederik van Nassau-Dietz [zie ook het blog ‘Pechvogel Willem Frederik’] stuurt Albertine de raadpensionaris een eigenhandige brief. Zij doet daarin een poging om de positie van haar zoon veilig te stellen, waarbij zij uiteraard ook aan haar eigen situatie denkt. Hendrik Casimir II (1657-1696) is eind 1664 pas zeven jaar oud en het is bepaald geen zekerheid of het stadhouderschap van Friesland en Groningen behouden zal kunnen blijven na de dood van zijn vader. De brief (noch een antwoord of andere correspondentie hierover) komt niet voor in de uitgave van de correspondentie van Johan de Witt. In de editie van de brieven van De Witt uit 1909 is te lezen: ‘Van den dood van Willem Frederik, den 31 October van dit jaar, staat niets bijzonders in de brieven,’ waarna slechts een brief aan de graaf volgt, waaruit blijkt hoeveel meer Holland te vertellen heeft dan Friesland(4). Toch heeft De Witt er op 25 oktober nog aan de stervende Willem Frederik over geschreven, aangezien Albertine daarnaar verwijst in haar brief: 

Soo haest ick mijn met overmaatige droeffheit overstolpt gemoet eenigsintz hebb connen afftrecken van de droevige contemplatie van het aldergrootste ongeluck dat mij in deese werelt conde overcommen, soo hebbe ick onder de brieven van wijlen de heere Prince Wilhelm Frederic van Nassau, mijn hertgelieffde gemahl, Christ. ende Hoochs. gedachtenisse, cortz voor zijnen doodt geschreven, onder anderen oock vindende die van Uw Ed., in dato den 25 der voorleden maent, niet connen ledich staen, deselve mitz deesen te betuygen hoe gevoelich ick van de affectie, dewelcke ick daerin ende oock andersintz deurgans hebbe bespeurt, dat Uw Ed. denselven altoos heeft toegedragen. 

Op zijn sterfbed had Willem Frederik zich op 30 oktober ook nog tot de Staten van Friesland gewend om de positie van zijn ‘Soontje’ veilig te stellen.(5) Na zijn overlijden namen de Staten van Friesland op 12 november 1664 een resolutie aan betreffende zijn opvolging door Hendrik Casimir II. Hierin werd de leeftijd van twintig jaar genoemd en was reeds bepaald, niet onbelangrijk voor Albertine Agnes, dat Hendrik Casimir II het bij het ambt behorende traktement zou ontvangen.

Albertine Agnes van Oranje-Nassau met haar kinderen, door Abraham van den Tempel. 1668. (Fries Museum, Leeuwarden; source of image: Wikimedia Commons)

Uit haar brief aan De Witt blijkt dat Albertine Agnes niet helemaal gerust was op de beslissing van de Staten van Friesland. Ze vond het kennelijk nodig zich te verzekeren van de steun (en de faveur) van de raadpensionaris, opdat deze ‘zijne genegentheid sall gelieven te continueeren’. In de aanloop van de ontwikkelingen met Engeland kwam het De Witt op zijn beurt goed uit om Albertine Agnes (en Friesland) te vriend te houden. En hoewel hij als raadpensionaris van Holland officieel geen bemoeienis met de gang van zaken in Friesland had, geeft het feit dat Albertine Agnes hem om steun vraagt niet alleen aan dat De Witt zich eind 1664 in een bijna onaantastbare positie bevond – te vergelijken met die van stadhouder Frederik Hendrik in zijn hoogtijdagen – maar ook hoe wankel de positie van de Nassaus was geworden. Niet voor niets werd Johan de Witt rond deze tijd wel ‘King John’ genoemd. Je kunt je afvragen wat er met Hendrik Casimir II (en dus ons huidige koningshuis) was gebeurd als Albertine Agnes van Oranje niet zo behoedzaam had gemanoeuvreerd.

Ineke Huysman, 8 oktober 2020.

(1) De brieven werden door het Huygens ING in samenwerking met Koninklijke Verzamelingen en Oxford’s Cultures of Knowledge gepubliceerd in een overkoepelende catalogus bij Early Modern Letters Online. De brieven zijn ook per vrouw in een aparte catalogus raadpleegbaar. Daarnaast is er ook een virtuele tentoonstelling te bezoeken.
(2) De catalogi van de Friese stadhoudersvrouwen zullen nog worden aangevuld met de brieven die zich in Tresoar in Leeuwarden bevinden. Vervolgens zullen ook de zestiende- en de achttiende-eeuwse stadhoudersvrouwencorrespondenties worden ontsloten.
(3) Aan De Witts relatie met Amalia van Solms en Mary Stuart zal in een apart blog aandacht worden besteed.
(4) Brieven Van Johan De Witt, deel II, eds. R. Fruin en N. Japikse (1909), p. 525, noot 2.
(5) Geert H. Janssen, Creaturen van de macht (Amsterdam AUP, 2005) p. 218

Post uit Europa!

Gedurende haar tijd in Leeuwarden, correspondeerde Maria Louise van Hessen-Kassel veel maar haar Duitse familie. Haar familie kwam oorspronkelijk uit Hessen, waar ze regeerden over het landgraafschap Hessen-Kassel. Zoals wel vaker bij belangrijke adellijke families, hadden haar familieleden zich door hun huwelijken verspreid over verschillende delen van Europa. Zo was haar broer Friedrich (1682-1760) van 1720 tot zijn dood in 1751 koning van Zweden en Maria Louise zelf was natuurlijk neergestreken in Leeuwarden als echtgenote van de Friese stadhouder Johan Willem Friso. Verder had zij ook nog verscheidene broers, zussen, nichten en neven die hertog(in) of landgraaf waren van allerlei Duitse vorstendommen, zoals haar zus Sophie Charlotte van Hessen-Kassel (1678-1749, die hertogin werd van Meckelenburg, haar nicht Ulrica Frederica Wilhelmina van Hessen-Kassel (1722-1787), die hertogin werd van Sleeswijk-Holstein-Gottorp en haar nicht Wilhelmina van Hessen-Kassel (1726-1808), die door haar huwelijk prinses van Pruisen werd.

Wilhelm VIII. Landgraf von Hessen-Kassel (1682-1760), Johan Heinrich d. Ä. Tischbein (1722-1789) ca. 1755/60. Alte Meister Museum Kassel, inv.no 1875-750 (SM.1.1500) via: https://bit.ly/2GbH7t8

Het landgraafschap Hessen-Kassel werd bestuurd door Maria Louise’s vader, landgraaf Karl van Hessen-Kassel (1654-1730). Zijn oudere broers waren al op jonge leeftijd gestorven, en nadat zijn oudste broer Friedrich koning van Zweden was geworden in 1720, en ook zijn vader in 1730 stierf, werd een andere broer van Maria Louise, Wilhelm VIII van Hessen-Kassel (1676-1751), de facto regerend landgraaf van Hessen-Kassel. Dit was altijd in naam van zijn oudste broer. Wilhelm werd pas officieel landgraaf van Hessen-Kassel na het overlijden van Friedrich in 1751. 

Correspondentie Wilhelm VIII van Hessen-Kassel en Maria Louise van Hessen-Kassel. Visualisatie via Node Goat.

Wat het meest opvallend is in de correspondentie die Maria Louise onderhield met haar broer Wilhelm zijn de diverse locaties van waaruit hij brieven aan zijn zus in Leeuwarden schreef. Zo was hij in verschillende Nederlandse steden, maar ook in België en in allerlei Duitse plaatsen. Dit is te verklaren door Wilhelms rol in het Nederlandse leger. Al vroeg trad hij in dienst van de Nederlandse Republiek, eerst als militair en later als gouverneur van onder meer Breda en Maastricht. Verder was hij ook heer van de Tilburg en Goirle. Hieronder hebben we in beeld gebracht waar Wilhelm zoal zijn brieven aan zijn zus Maria Louise schreef. De rode cirkel is Leeuwarden, waar Maria Louise gedurende deze periode woonde. De duidelijkste blauwe cirkel is uiteraard Kassel, hij was ruim dertig jaar heerser over dit gebied en schreef hier de meeste brieven. Toch is het interessant om te zien hoe veel Wilhelm reisde door de jaren. In het filmpje helemaal onderaan kan je zien precies zien in welk jaar hij op welke locatie was.

Deze visualisatie is mogelijk gemaakt met behulp van nodegoat: Bree, P. van, Kessels, G., (2013). nodegoat: a web-based data management, network analysis & visualisation environment, https://nodegoat.net from LAB1100, https://lab1100.com