Een opmerkelijke aanhef

Hoe Twitter bijdroeg aan de identificering van een correspondent

Madame et trè cher frère generis feminini” – “Mevrouw en zeer dierbare broer van het vrouwelijk geslacht” – met deze woorden begint een brief gericht aan Marie-Louise van Hessen-Kassel. De brief is geschreven op 17 april 1732, ondertekend door een zekere Adolpfina, en verzonden vanuit het Duitse Dahme. Deze brief wekte mijn aandacht vanwege de opmerkelijke aanhef; een gebruikelijke aanhef aan de vorstin is bijvoorbeeld “Madame” of “Doorluchtige Vorstin”. Is de brief geschreven aan meerdere ontvangers of enkel Marie-Louise? En wie is Adolpfina, de afzender? Wat is de relatie tussen Marie-Louise en Adolpfina? Daarbij roepen niet alleen de aanhef en de afzender verschillende vragen op, ook de inhoud van de brief bleek boeiend.

Afbeelding 1: Marie-Louise van Hessen-Kassel (schilderij van Louis Volders, 1709-1711. Fries Museum.

Marie-Louise van Hessen-Kassel (1688-1765), die ook wel bekend is onder haar bijnaam Marijke Meu, was de vrouw van de Friese stadhouder Johan-Willem-Friso van Nassau-Dietz (1687-1711). Zij is een van de vrouwen naar wie onderzoek wordt gedaan binnen het Stadhoudersvrouwen Brievenproject, onder leiding van dr. Ineke Huysman. Marie-Louise is geboren in 1688 in Kassel en trouwde op eenentwintigjarige leeftijd met Johan-Willem-Friso. Kort na hun huwelijk raakte zij zwanger van hun dochter Anna Charlotte Amalie (1710-1777). En niet veel later kregen zij samen ook een zoon, Willem IV Karel-Hendrik-Friso (1711-1751), de toekomstige stadhouder Willem IV.

Marie-Louise speelde een belangrijke rol in de Nederlandse geschiedenis. Zij was tweemaal regentes. Eerst toen haar man overleed in 1711, enkele weken voor de geboorte van hun zoon. De tweede keer vervulde zij deze rol toen haar zoon overleed in 1751, terwijl zijn kinderen nog minderjarig waren. Dit ging gepaard met verscheidene dynastieke plichten. Haar correspondentie geeft een inkijk in haar verplichtingen en de zaken waarmee zij zich bezighield. Deze correspondentie bevindt zich in het Koninklijk Huisarchief in Den Haag en wordt nu gedigitaliseerd.

De correspondentie

In haar archief, te vinden onder het inventarisnummer A28, is ook de hierboven geïntroduceerde brief te vinden, evenals duizenden andere documenten. De map waarin deze brief zich bevindt, is geclassificeerd als ‘brieven, ingekomen van niet geïdentificeerde personen (voornamelijk vorsten), 1722, 1730, 1732 en z.j.’.[1] Het bleek dat in deze map met zes brieven een tweede brief zat met een soortgelijke aanhef “Madame et tres chère frère” – “Mevrouw en zeer dierbare broer” – zoals te lezen is op afbeelding 3.[2] De brief was wel ondertekend door de afzender, maar diens naam was enigszins moeilijk te lezen (zie afbeelding 5).

Dat er een tweede brief is verstuurd naar Marie-Louise met een soortgelijke aanhef is een interessante ontdekking. Opvallend is dan ook dat beide brieven van dezelfde hand lijken te komen. Zoals te zien is op afbeelding 2 en 3 zijn, afgezien van enkele verschillen in de spelling, er zichtbare overeenkomsten. Zo heeft de letter ‘d’ een herkenbare lus en, worden de ‘c’ en ‘h’ op dezelfde manier met elkaar verbonden. Daarbij zijn beide brieven ondertekend door de afzender, ondanks dat deze brieven zich bevinden in een map die duidelijk is geclassificeerd als ‘brieven ingekomen van niet geïdentificeerde personen’. Wie is deze niet geïdentificeerde afzender?

Het bleek lastig om te achterhalen wie de afzender was, met name vanwege de leesbaarheid van de achternaam. Met behulp van het academische netwerk op Twitter, werd een antwoord geboden op de identiteit van de afzender.[3] Drs. K. van der Hoek, conservator bij Allard Pierson, de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, droeg aan dat het mogelijk Johann Adolph II van Saksen-Weißenfels (1685-1746) zou kunnen zijn, de laatste hertog van Saksen-Weißenfels, Saksisch generaal en maarschalk. Door het vergelijken van brieven die van zijn hand kwamen, leek deze suggestie zeer aannemelijk (afbeelding 4 en 5).

Het geschonken porselein

Daarnaast bleek de hertog van Saksen-Weißenfels om een tweede reden een passende correspondent. Het gaat om de inhoud van de brief met inventarisnummer A28-051_005.[4] De afzender schrijft namelijk het volgende:

Dame le 17 avril 1732

Madame et trè(s) cher frère generis feminini

Je suis charmé si la porcelaine que jay envoyé à Votre Alttesse a eu son approbation, mais pour en ettre d’autant plus assuré et de savoire que j’ay rencontré le gout de Votre Alttesse, elle me fera eune grase très partuculieure en me donnant de nouveaus la comission pour lui en faire envoire, de telle sorte qu’elle en voudra, et alors je ne manquerai point non plus d’envoyer le conte de ce qu’elle contera. Mais par rapport à la porcelaine que j’ay eu l’honeur d’envoyeur déjà, elle ne me refusera pas la grasse que je lui demande de l’accepter pour une petite Lepsiger Messe, et moy je le regarderai comme une marque de distinction et d’amitié qu’elle daigne avoir pour eune seur qui est toujour sa serveante et serviteur en même temps come aussi à toute la meson de Cassel. J’attendray les order pour l’avénir si elle m’en jugera digne et caballe, estant avec eune vénération très bartculieure et parfaite,

de mon cher frère,

la très hubble et très supmisse serveante

Adolpfina

Vertaling

Dahme 17 april 1732

Mevrouw en zeer dierbare broer van het vrouwelijk geslacht,

Ik ben verheugd wanneer het porselein dat ik naar Uwe Hoogheid heb gestuurd zijn goedkeuring heeft gekregen, maar om des te zekerder te zijn en om te weten dat ik aan de smaak van Uwe Hoogheid heb voldaan, zal zij mij een bijzonder plezier doen door mij opnieuw de opdracht te geven het toe te zenden, op zo’n manier waarop zij het zou willen, en dan zal ik het ook niet nalaten het verhaal te sturen dat ze zal vertellen. Maar wat betreft het porselein waarvan ik reeds de eer had het te verzenden, zal zij mij de genade niet weigeren die ik haar vraag te accepteren voor een kleine Leipziger Messe, en ik zal het beschouwen als een teken van onderscheiding en vriendschap die zij zich verwaardigt te hebben voor een zuster die altijd haar dienares en dienaar is voor het hele Huis van Kassel. Ik zal wachten op de orders voor de toekomst als ze me waardig en ‘kabaal’ acht, met een zeer bijzondere en perfecte verering,

van mijn dierbare broer

de meest nederige en zeer onderdanige dienares

Adolphina

In deze brief schrijft de afzender dat hij porselein heeft gestuurd naar Marie-Louise, te weten Leipziger Messe, ook wel bekend als Meissen porselein. Dit was het eerste echte porselein dat in Europa werd gefabriceerd. Johann Friedrich Böttger (1682-1719) was degene die het Meissen porselein heeft ontwikkeld, met dank aan financiering door August II van Polen (1670-1733). Kort na deze uitvinding van Europees porselein, werd in 1710 Meissen Porselein Manufactuur opgericht. De eerdergenoemde hertog van Saksen-Weißenfels was de neef van August II van Polen en diende als generaal in zijn leger gedurende verschillende oorlogen. Verder is er rond 1744 een speciale porseleinserie uitgebracht, die in opdracht werd gemaakt van de Meissen-fabriek door de hertog van Saksen-Weißenfels. Deze hertog van Weißenfels-serie bestaat waarschijnlijk uit 18 tafelfiguren, die zijn geïnspireerd door gravures van François Joullain.[5] Dit wijst erop dat de hertog in nauw contact stond met de Meissen Porseleinfabriek.

In 1731 verhuist Marie-Louise naar Leeuwarden en doet zij haar intrede in het Princessehof. Haar taak als regentes heeft zij dan volbracht omdat haar zoon op dat moment meerderjarig is. Zoals eerder genoemd, dateert de brief aan Marie-Louise uit 1732. Dit zou kunnen betekenen dat het porselein dat is geschonken een gift was vanwege de aankoop van en haar intrede in het Princessehof. Anderzijds zou het porselein ook een gift kunnen zijn vanwege het vervullen van haar taak als regentes. Echter kan dit niet met zekerheid gezegd worden, omdat de brief daar geen eenduidig antwoord op biedt. Wel wordt uit de brief duidelijk dat de afzender eerder porselein heeft gestuurd naar Marie-Louise.

Juist de verwijzing naar dit porselein spreekt tot de verbeelding. In haar leven heeft Marie-Louise namelijk een van de belangrijkste porseleincollecties verzameld,[6] die tegenwoordig te bewonderen is in het Princessehof. Ook worden enkele stukken bewaard in het Koninklijk Huisarchief. In de collectie van de Koninklijke Verzamelingen bevindt zich een koffieservies van Marie-Louise met een bijbehorende reiskoffer. Dit servies is een Meissenservies (afbeelding 6 en 7), en ondanks dat het niet exact gedateerd kan worden, lijkt het erop dat het servies rond 1730 is gemaakt en het is daarmee een van de vroegste Europese porseleinen. Het is niet bekend welke persoon of personen dit servies aan Marie-Louise hebben geschonken. Naar aanleiding van de brief – ervan uitgaande dat deze is geschreven door de hertog – en de geschatte datering is er een mogelijkheid dat het koffieservies geschonken is door de hertog van Saksen-Weißenfels. Er zijn echter tot op heden nog geen concrete aanwijzingen hiervoor gevonden en daarmee blijft dit een hypothese.

Adolph of Adolpfina

In adellijke kringen bestonden er verschillende ordes, waaronder schertsordes. Een kenmerk van deze ordes is dat de genderrollen en gerelateerde taken werden omgedraaid. Zo werden deze ordes vaak geleid door vrouwen. De schoonmoeder van Marie-Louise, Henriëtte-Amalia van Anthalt-Dessau (1666-1726), richtte de Ordre de la Fidélité op. In het Koninklijk Huisarchief liggen verschillende stukken met betrekking tot deze orde.[7] Toch is er binnen de Ordre de la Fidélité geen link gevonden tussen Marie-Louise en hertog van Saksen-Weißenfels. Verder is er binnen het archief van Marie-Louise ook geen bewijs gevonden dat zijzelf een dergelijke orde opgericht heeft, of er lid van één was.

Toch geven de laatste twee zinnen van de brief mogelijk een aanwijzing voor een dergelijke orde: “[…] en ik zal het beschouwen als een teken van onderscheiding en vriendschap die zij zich verwaardigt te hebben voor een zuster die altijd haar dienares en dienaar is voor het hele Huis van Kassel. Ik zal wachten op de orders voor de toekomst als ze me waardig en ‘kabaal’ [‘caballe’] acht, met een zeer bijzondere en perfecte verering […].” De hertog kan het woord ‘caballe’ genoemd hebben als een verwijzing naar een ander geheim genootschap in verband met de aan het begin van deze paragraaf genoemde ordes.

Johan Adolf van Saksen-Weißenfels, Wikimedia Commons

In 1699 vertrok de jonge hertog van Saksen-Weißenfels op zijn grand tour en bezocht hij verschillende plekken in de Nederlanden en Frankrijk. Een doel van deze reis was het verbeteren van zijn Franse taalvaardigheid, evenals zijn ridderlijke kwaliteiten. Speciaal hiervoor bracht hij meerdere keren een bezoek aan Den Haag en Paleis het Loo, dat in het bezit was van koning-stadhouder Willem III. Ondanks dat Marie-Louise nog niet in de Nederlanden was tijdens de reis van de hertog, heeft hij ongetwijfeld verschillende ontmoetingen gehad met de (Oranje-)Nassaus, die hem in zijn latere leven ook in contact hebben gebracht met haar. Het is zelfs mogelijk dat hij met de term ‘caballe’ verwijst naar het Fries Cabaal, de Friese pro-Oranje adel die het stadhouderschap steunde. De dood van de kinderloze Willem III luidde immers het Tweede Stadhouderloze Tijdperk (1702-1747) in. Ook voor Friesland en Groningen was er geen stadhouder meer nadat Johan-Willem-Friso kwam te overlijden in 1711. Zoals eerder genoemd werd in eerste instantie zijn echtgenote Marie-Louise van Hessen-Kassel regentes voor hun minderjarige zoon, en hij zou tenslotte als Willem IV de stadhouder van de hele Republiek der Nederlanden worden.

Met enige zekerheid kan worden gesteld dat hertog Adolph II van Saksen-Weißenfels de afzender is van beide brieven. Maar, waarom is één van de brieven dan ondertekend met de naam Adolpfina? Een mogelijke verklaring zou dus een schertsorde kunnen zijn, maar zoals vermeld is, is er geen duidelijke link gevonden tussen Marie-Louise en de hertog in het archief met betrekking tot een dergelijke orde. Op deze vraag kwamen ook een aantal suggesties naar aanleiding van de eerdergenoemde oproep op Twitter. Zo stelde iemand voor dat Adolpfina mogelijk de dochter zou kunnen zijn van de hertog. De hertog heeft zes kinderen, waaronder een dochter. Deze suggestie leek in eerste instantie aannemelijk. Toch werd duidelijk dat dit niet het geval kon zijn. Zijn dochter Friederike Adolphine van Saksen-Weißenfels werd geboren in 1741, bijna een decennium na het versturen van de brief. Hoewel een schertsorde een mogelijke verklaring zou kunnen zijn voor een dergelijke aanhef en slot van de brief, blijven de exacte redenen dus onzeker.

Conclusie

Binnen het Stadhoudersvrouwen Brievenproject heb ik de kans gehad om in het Koninklijk Huisarchief een deel van de werkzaamheden te mogen uitvoeren. Dit gaf mij de mogelijkheid om de brieven in het archief van Marie-Louise zelf te kunnen lezen, aan te raken en te ervaren. Ook heb ik gebruik kunnen maken van andere items die tot de bibliotheek van Koninklijke Verzamelingen behoren, zoals werken over porselein en uit het archief de correspondentie en documenten van andere hooggeplaatste personen in de Nederlandse geschiedenis. Daarnaast heb ik waardevolle suggesties gekregen op vragen via Twitter, een plek waar men – in ieder geval ikzelf – dit mogelijk niet zou verwachten. Toch blijkt dat er een groot academisch netwerk te bereiken is via dit platform.

Het is opmerkelijk dat, afgezien van de twee brieven die in deze blogpost ter sprake zijn gekomen, er geen verdere correspondentie tussen Marie-Louise en hertog van Saksen-Weißenfels in haar archief is. Mocht er verdere correspondentie zijn geweest tussen beiden, kan het zijn dat deze in een ander archief bewaard is gebleven, of dat deze verloren is gegaan. Wat wel bekend is, is dat de hertog Paleis het Loo heeft bezocht en dat hij meermaals in Den Haag is geweest.

Verder heeft deze blogpost een aantal vragen opgeworpen, hoewel er op sommige slechts suggesties als antwoord verschaft kunnen worden. Wel heeft dit onderzoek de afzender met redelijke zekerheid kunnen identificeren van twee brieven in het archief van Marie-Louise, die in eerste instantie niet bekend was. Bijzonder is ook dat er een mogelijke schenker is geïdentificeerd voor het Meissen koffieservies met bijbehorende reiskoffer van Marie-Louise. Hopelijk kan vervolgonderzoek hier een definitief antwoord op bieden.

Demi Storm (Master Student Ancient and Medieval Mediterranean Worlds, Radboud University Nijmegen/Master Student Ancient History, Leiden University), 21 maart 2023


Bibliografie

Cassidy-Geiger, M., ‘Afterthoughts of Fragile Diplomacy: Meissen Porcelain for European Courts, c. 1710-1763’ in: The Court Historian vol. 14, no. 2 (2009) 199-205.

Cassidy-Geiger, M., Meissen Porcelain for Sophie Dorothea of Prussia and the Exchange of Visits between the Kings of Poland and Prussia in 1728’ in: Metropolitan Museum Journal vol. 37 (Chicago 2002) 133-166.

Chalmot, H.A., de, Afkomst, Godvrugtig Leven en Zalige Dood van Hare Doorlugtigste Hoogheid Maria Louise, Princesse Douairiere van oranje en Nassau, Geboregn Landgravin van Hessen-Kassel, etc. etc. etc. Uit Echte Stukken Zamengestelt (Leeuwarden 1765).

Chilton, M., ‘The Duke of Weissenfels Series’, in: Reinhard Jansen (eds.),Commedia dell’Arte: Carnival of Comedy Players (Stuttgart 2001) 16-20.

Gabler, G.T., Die Fürstengruft auf Neu-Augustusburg, oder: die Herzöge von Sachsen-Weißenfels und Querfurt (1844).

Jagtenberg, F.J.A., Willem IV. Stadhouder in roerige tijden 1711-1751 (Nijmegen 2018).

Jagtenberg, F.J.A., Marijke Meu 1688-1765. Stammoeder van ons Vorstenhuis (Amsterdam 1994).

Königlich Sächsische Porzellanmanufaktur Meissen, Festschrift zur 200jährigen Jubelfeier 1910 (Leipzig 1911).

Krul, S., et al. (eds.), Historisch Tijdschrift Fryslân. Maria Louise vol. 21, no. 3 (2015).

Schutte, G.J., Oranje in de Achttiende Eeuw (Amsterdam 1999).

Walcha, O., Meissner Porzellan. Von den Anfängen bis zur Gegenwart (Dresden 1975).


[1] Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, Archief: Maria Louise, landgravin van Hessen-Kassel (1688-1765), echtgenote van Johan Willem Friso, prins van Oranje, regentes in Friesland voor haar zoon prins Willem IV van 1711-1731 en van 1759-1765 voor haar kleinzoon prins Willem V, inventarisnummer A28-051.

[2] KV Archief: Maria Louise, landgravin van Hessen-Kassel (1688-1765), inv.nr. A28-051_006.

[3] Zie de tweet van 21 juni 2022: https://twitter.com/stadholderswife/status/1539153365485211648?cxt=HHwWgMC-yZj1ldwqAAAA.

[4] KV Archief: Maria Louise, landgravin van Hessen-Kassel (1688-1765), inv.nr. A28-051_005. Transcript en vertaling door auteur.

[5] Zie: Meredith Chilton, ‘The Duke of Weissenfels Series’, in: Reinhard Jansen (eds.),Commedia dell’Arte: Carnival of Comedy Players (Stuttgart 2001) 16-20. Echter is het niet mogelijk geweest voor mij om het gehele artikel te lezen.

[6] In het Koninklijk Huisarchief is tevens een inventaris te vinden van haar porselein, zie: [6] KV Archief: Maria Louise, landgravin van Hessen-Kassel (1688-1765), inv.nr. A28-380.

[7] Koninklijke Verzamelingen, Den Haag, Archief: Hendrik Casimir II, vorst van Nassau-Dietz (1657-1696), stadhouder en kapitein-generaal van Friesland, inventarisnummer A26a-001.